Het is tweede paasdag als ik mijn stukje schrijf voor op het weblog. Ik realiseer me dat ik wederom niet gevist heb of je moet het zoeken naar de eieren van weidevogels en watervogels ook een soort van vissen noemen. Vissen naar de mogelijkheid of er überhaupt een kans aanwezig is dat bijvoorbeeld de kievit eieren heeft. Aangeduid door tal van mogelijke aanwijzingen. Vandaag ben ik vroeg op pad. Deze keer met mijn vrouw en we lopen naar het huis van mijn moeder. Een slordige zestien kilometer als je de paadjes kent. En wij kennen ze. Dwars door de natuur en herinneringen stappen we voort. Onder het luide geroffel van een specht verlaten we onze woonplaats. Het “leven” evaluerend stappen we de Hegedyk (oude zeedijk) richting Easterwierrum op. Het zijn maar een drietal kilometers die ons over deze weg voeren. De kop-hals-romp op het oude land staat er prachtig bij, net verkocht. De eenzame kerktoren van het eerder genoemde plaatsje op een terp rechts van ons is net in de mist waarneembaar. We slaan linksaf, het laatste stukje van de Slachte op. De gedenkplaat bij de brug gevolgd door de steen vlak voor de Snitserdyk. We lopen naar de reigers en roeken van Raerd. Even langs het bos, plaats van de oude stins, dan door het dorp, om de kerk en dan de betonweg op die ook hier weer Hegedyk heet. Herinneringen komen boven als de eerste eenden op het nest waargenomen worden. Allemaal zitten ze, hoe verrassend, op drie eieren. Need I say more? Ik praat tegen mijn vrouw over mijn tijd van de middelbare school. Een tijd waarin ik met de mannen uit het dorp tot ver in de omtrek op de fiets dit soort stekken bezocht. De reigers van Raerd hadden een aantrekkingskracht die enige naam mocht hebben. Niet zo zeer vanwege de bijzonderheid van de reiger zelf maar het “ei” van een reiger ontbrak nog in de verzameling. En ze waren al beschermt in die tijd dus moest dat een beetje stiekem. De bomen erg hoog en je kwam onder de stront terug. Anton, Frans, Kees, Frits, ze schieten allemaal door mijn gedachten zo lopend langs het gasstation. De eierenverzameling is reeds lang geleden geschonken aan een lagere school van mijn geboortedorp. Ik heb de eieren niet meer nodig maar het oog is er nog steeds. “Wat er in zit gaat er niet meer uit”, sprak Popke. Met hem liep ik gisteren weer vogels te tellen en hij heeft gelijk. Het komt zo weer boven. Als een kievit een scholekster verjaagd heeft hij drie eieren. Die russen op dat slootkantje kunnen alleen maar een eendennest verbergen. Een kievitsei is verlaten als uit de gegevens die het nest je vertellen blijkt dat er geen sprake meer is van onderhoud. Het nest is nat, er zit spinrag in en er groeit een klein plantje in het nest. Een bewoond nest heeft zulke kenmerken niet. Dat is droog, keurig onderhouden en de eieren hebben een andere kleur. Als u de foto’s op volledig scherm bekijkt kunt u de kenmerken vast waarnemen. <!–
WriteFlash('http://foto.poask.com/#26‘);
//–>http://foto.poask.com/#26Wat leuk als het dan klopt! Zo snaaien mijn ogen vandaag onderweg ook nog een aantal eenden van het nest waarvan er één zodanig “broeds” is dat ze stoïcijns blijft zitten. Een zeer markante nestplaats zat in de vork tussen twee wilgen bijna op ooghoogte. Niemand rekent daar op maar de eend bewoog heel even. We slaan linksaf om even later de weg naar het oord Friens op te lopen. Een slingerpad voert ons langs meidoorns en vlak voor het schapenhek drinken we even wat. De bergeenden in het weiland nabij vormen samen vier span. Het is nog steeds een beetje mistig. De alarmroep van de grutto waarschuwt de wijde omgeving. Ik spits mijn oren maar hoor toch geen leeuwerik. Door het hek volgen we het schelpenpad op en groeten we de vroege jogger die niet schijn te beseffen dat looppas door een zweefmoment wordt gekarakteriseerd. Even langs de rivier de Grou en we draaien de weg naar Grou op. Langs de Suorein de stationsweg op. Om de oude boerderij van Hooghiemster heen. De weg liep daar vroeger langs de andere kant. Tussen Postma en Kastelein door naar het station. De spoorwegovergang sluit nog even de toegang tot het dorp maar dan is daar het vertrouwde bakje “kofje”. Heel lui nemen we de trein terug.