De zaterdag begon met het rijden voor de sportvereniging van mijn dochter. Daarvan terug moeten er nog een paar boodschappen gedaan worden. Op het moment dat ik die uit de auto til stopt de citroën van Popke. Nog even het veld in? Het is niet de vraag die hij stelt maar zijn outfit die die vraag stelt. “Drie minuten”, meld ik hem na in een flits een blik gewisseld te hebben met de vertrouwde bruine ogen van mijn vrouw. Even later zijn we in het veld. Nog een stukje bouwland heeft de aandacht. “We hawwe se noch net alleheare hjir” ,(We hebben ze nog net allemaal hier) legt Popke uit waarmee hij op kievietseieren doelt. Een snelle blik en open “doppen” brengen drie kansen. Ik vind als eerste een nestje met vier. Dat klopt volgens Popke want de stok die er al bijstaat geeft al aan daar een nest moet zijn. Ik verontschuldig met de woorden dat ik ook niet naar stokken aan het zoeken ben maar naar eieren. We lachen er smakelijk om. Nu is het de beurt aan Popke. Hij vindt een “semi” unicum. “Semi” omdat het wel vaker gebeurd, een unicum omdat je ook een heel leven niet kan gebeuren. Voor Popke is het de tweede keer dat er vijf eieren in het nest van een kievit liggen. Ik kan me nu één keer herinneren. We maken nog een loopje en vinden nog een paar nesten. Terug bij de auto kijken we nog eens het veld over. “Morgen ga ik tellen”, verteld Popke me. Tellen volgens de regels van de VOCON (Vogel controle Nederland). Of ik mee wil? Ik weet het dan al.
Om even over half zeven zijn we paraat. Het is een beetje mistig en dan telt het matig. Maar tijdens het stukje rijden klaart het voldoende op. We rijden naar een voor mij erg bekende wereld. De Haskerveenpolder. Rondom het oord Eagmaryp (Akmarijp). Een beroemde plaats bovendien aangezien zij genoemd wordt in het eerste hoofdstuk van jubileum boek van de Elfsteden vereniging, de Tranen van Akmarijp. Marije kwam uit Eagmaryp. Ik ken deze plaats goed omdat ik hier veel visvoetstappen heb liggen. Ik ben dus in een bekende wereld en daardoor wordt de belevenis alleen maar leuker. We schouwen het veld, steken onze koppen uit het raam als de leeuwerik zijn lied aanheft om te bepalen of het er één of twee zijn en maken een flinke loop over het eerste perceel. Je moet als eierzoeker nu de zaak omdraaien. Waarneming van vogels, daar gaat het om, niet om het vinden van de eieren. Opvliegende vogels volgen om ze niet nog eens te tellen. Het kan behoorlijk verwarrend worden. Vier ogen zien meer dan twee en we redden ons aardig. Zo lopen we menig veld af en inventariseren een fiks aantal volgens. Als bonus schrijven een tiental hazen die op vijfentwintig meter bij ons vandaan achter elkaar aan rennend een vluchtweg zochten. De knobbelzwaan op een nest van louter takken liet zich prima fotograferen. Roeringen in de vaartjes kondigen nieuw vissenleven aan. Voldaan keren we tegen twaalven weer naar huis. We maken nog een, na even goed kijken, enorm trillerige filmopname van een kievit die op het nest gaat zitten en daarom niet gepubliceerd is. <!–
WriteFlash('http://foto.poask.com/#25‘);
//–>http://foto.poask.com/#25Misschien krijgen we nog eens een kans. Thuisgekomen loop ik nog eens een kilometer of veertien met mijn vrouw. Eenmaal thuis klap ik de tuinstoelen uit en geniet ik van een welverdiend lentebokje. De twee glijdt er al net zo gemakkelijk in. De stoel achterover, een klein uurtje later zie ik nog net Steijn de Volder, Vlaanderen’s mooiste winnen. Met een bruine kop keer ik vandaag terug op het werk. Of ik in de zon gezeten heb? Nee mannen, actief bewogen in de natuur!