Geplaatst op Geef een reactie

25 aug 2012

Het is even na de klok van één uur als Jelle belt. “Op
buienradar komt er nu een droge periode aan.” “Zullen we vast het veld leggen?”
Daarmee refereerde hij aan het kaatsveld wat voor de partij van morgen nog
gelegd moet worden. Het leidt te ver om hier uitvoerig over uit te weiden maar
ondanks het feit dat er afspraken zijn over maten van velden bij het kaatsen is
het zo dat er een behoorlijke variatie in afmetingen zit ten aan zien van
leeftijden en aantal deelnemers. Wie
overigens meer van het kaatsen wil weten kan zijn hart de komende week ophalen,
neem een kijkje op http://www.wkkaatsen2012.nl
om eens te zien wat deze sport allemaal inhoudt! Maar terug naar mijn verhaal,
normaal zouden we pas om een uur of vijf deze velden gaan leggen. Door het
eerder te doen kreeg ik een mooie
gelegenheid om nog even een aantal uurtjes aan de karper te besteden. Ik koos als stek dezelfde die ik eerder dit jaar
al beviste. De brug is altijd goed. Er wordt veel gevist en dus ook veel
gevoerd en de kans op een karper is altijd aanwezig. Ik zat mooi, zag de buien
om me heen gaan en vind in een kleine twee uur een paar mooie brasems. Toen
pingde de telefoon een SMS. Het was Jacob. Of ik nog even een uurtje wilde
trollen vanavond. Ik belde met thuis, vroeg of het met het eten geregeld kon
worden en om half zeven was ik bij Jacob thuis. Om zeven uur voeren we de haven
uit. Gelukkig ha dik Jacob nog de tip gegeven iets tegen de regen mee te nemen.
Zelf had ik een oude poncho bij me gestoken. De buien die hun lading over ons
uitstortten waren echter van dien aard dat ook mijn poncho er veel moeite mee
had. Over Jacob kan ik kort zijn, die had geen droge draad meer aan het lijf.
Maar “die hard” snoekvisser ben je en blijf je, ook als het in de zomer een
beetje regent. Superlatieven als, wat hebben we een leuke hobby?, Mooi tegen
het stuiven!, Beter dan die brandende zon op je knar, waren niet van de lucht.
Allemaal om jezelf moed in te praten. Uiteindelijk krijg ik een aanbeet maar ik
los de snoek. Jacob is de enige die verder aanbeten krijgt en zelfs nog een
snoekje vangt. Als we in het donker afmeren stamp ik nog even mijn bril aan
gort. Met veel moeite krijgen we het dekzeil over Jacob zijn boot. Thuisgekomen
geniet ik met een rozige kop van een witbiertje. Wat zal ik lekker slapen!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *