Kwart over vijf verlaten we Mantgum en rijden naar het Lauwersmeer. We traileren en varen naar de boogde stek. Het is rustig op het water maar dat duurt niet lang. De wind is ten opzichte van gisteren 180 graden gedraaid. We zoeken de vaargeul, een talud en dropshotten langs het randje. Het moet kunnen zeggen we nog tegen elkaar. Maar er gebeurt gedurende twee uur lang helemaal niets. Ondanks veel belovende taludjes, hobbeltjes, geultjes en een enkele plantjes, geen enkele aanbeet openbaart zich. Dan ga je aan jezelf twijfelen. Is alle theorie die doorgespit is wel de juiste? Hebben we het juist geïnterpreteerd? In een ultieme poging leg ik dan maar het handvat van mijn hengel tegen mijn oor en zeg tegen Popke: “Ik sil efkes kontakt sykje!” (Ik zoek even contact). Ik heb de woorden nog niet uitgesproken of er hangt een snoekbaarsje aan mijn dropshot. Hoe is het toch mogelijk dat zoiets gebeurd? Ik heb nog ettelijke keren de woorden uitgesproken en het handvat tegen mijn oor gehouden maar dat was eens en nooit weer. Er zijn inmiddels meerdere boten bij gekomen en er verzamelen zich een stuk of vijf bij elkaar. We driften om beurten een mosselbank af. We vragen ons af of er wel snoekbaars zit maar daarover hoeft geen twijfel te bestaan. Twee van de vijf boten geven visles. Vangen praktisch de één na de andere snoekbaars. Gunnen ons zelfs het water even alleen (de andere drie boten dan) terwijl ze samen een kopje koffie drinken. Er wordt niets gevangen. Na hun onderbreking gaat het weer als vanouds. Popke krijgt nog een paar keer beet en vangt nog een snoekbaars. Ik krijg , denk ik, geeneens beet. We doen schijnbaar iets fout. Al driftend weet Popke nog een snoek te haken en ik film maar even een stukje.
<!–
WriteFlash('’);
//–> Ik varieer dat het naam mag hebben maar kan geen vis meer aan de schubben komen. Als ook de andere boten geen vis meer aan boord krijgen gaan we huiswaarts. Een ervaring rijker en een illusie armer. Men is nooit te oud om te leren.